Colossians 4

1Gij heren, doet uw dienstknechten recht en gelijk, wetende, dat ook gij een Heere hebt in de hemelen.
 recht en gelijk, Grieks het recht en de gelijkheid. Door het eerste woord kan bekwamelijk verstaan worden hetgeen de heren, volgens de wetten des lands, schuldig zijn te doen aan hunne dienstknechten; door het andere, hetgeen de billijkheid en Christelijke mededogendheid daarbij nog vereisen.
2Houdt sterk aan in het gebed, en waakt in hetzelve met dankzegging;
 Houdt sterk aan Of, zijt gedurig. Want het Griekse woord betekent beide, namelijk met ijver en gedurigheid in den gebede aanhouden. Zie Luk 18:1; Eph 6:18.
,
 waakt in hetzelve Dat is, zijt zorgvuldig en aandachtig, opdat niet alleen de mond, maar ook het hart en verstand wakker zijn in het bidden. Zie Mar 13:33, enz.; Rev 3:2, enz.
3Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben;
 de deur des woords Dat is, goede gelegenheid en vrijmoedigheid verlenen, om het woord des Evangelies te mogen verbreiden, gelijk 1Co 16:9, en 2Co 2:12.
,
 de verborgenheid Dat is, het Evangelie, of de leer van Christus. Waarom hetzelve ene verborgenheid genaamd wordt; zie Eph 1:9, en Col 2:2.
,
 gebonden ben; Dat is, gevangen. Zie van de wijze dezer gevangenschap, Act 28:16.
4Opdat ik dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken.
 ik moet spreken Namelijk uit kracht mijner beroeping; Rom 1:14; 1Co 9:16.
5Wandelt met wijsheid bij degenen, die buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende.
 met wijsheid Grieks in wijsheid; dat is, wijselijk, voorzichtig, dat is, alzo dat gij uzelven zonder nood in geen gevaar brengt, noch dat gij hunne zonden, afgoderijen of valse leringen niet toegeeft, maar hen bij elke gelegenheid zoekt te winnen.
,
 die buiten zijn, Dat is, nog vreemd zijn van het geloof, of de gemeente Gods, die het huis Gods is. Zie dergelijke 1Co 5:12-13.
,
 uitkopende Van deze wijze van spreken, zie de aantekeningen Eph 5:16.
6Uw woord zij te allen tijde in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten, hoe gij een iegelijk moet antwoorden.
 met zout besprengd, Grieks geconfijt; dat is, alzo gerecht tot aangenaamheid dergenen waar gij bij verkeert, dat daarentussen alle vuile, verdervende en onstichtelijke redenen daaruit zijn geweerd, gelijk door het zout de spijs smakelijk wordt gemaakt, en uit dezelve alle bederving wordt gehouden. Zie 1Co 15:33; Eph 4:29.
,
 een iegelijk Namelijk hetzij dezelve buiten of binnen de gemeente zij; hetzij om rekenschap te geven van uw geloof, 1Pe 3:15; hetzij om elkander te vertroosten of te vermanen; 1Th 5:11.
7Al mijn zaken zal u bekend maken Tychikus, de geliefde broeder, en getrouwe dienaar, en mededienstknecht in den Heere;
 Al mijn zaken Of, de dingen die mij aangaan; namelijk van mijne gelegenheid in deze gevangenschap, en wat ik hier doe.
8Denwelken ik tot hetzelfde einde tot u gezonden heb, opdat hij uw zaken wete, en uw harten vertrooste;
 uw zaken wete, Dat is, den staat waar uwe gemeente in is.
,
 vertrooste; Namelijk zo met zijne gaven, alsook door het verhaal van de vrijheid die ik hier heb, om het Evangelie te verbreiden in mijne banden, en den voortgang van hetzelve. Zie Act 28:30; Phi 1:2.
9Met Onesimus, den getrouwen en geliefden broeder, dewelke uit de uwen is; zij zullen u alles bekend maken, wat hier is.
 uit de uwen is; Dat is, niet alleen uit uwe stads-en landslieden, maar ook een bedienaar uwer gemeente, gelijk dergelijke wijze van spreken hierna vs.12 te zien is.
10U groet Aristarchus, mijn medegevangene; en Markus, de neef van Barnabas, aangaande welken gij bevelen ontvangen hebt; zo hij tot u komt, ontvangt hem;
 U groet Groeten is eigenlijk iemand vrede, geluk en zaligheid toewensen. Zie Luk 10:5.
,
 Aristarchus, Deze is een vermaard discipel geweest, geboren uit Macedonië, een gedurig metgezel van Paulus, die hem ook tot Rome toe in zijne banden was gevolgd. Zie Act 19:29, en Act 20:4, en Act 27:2.
,
 Markus, Die ook Johannes genoemd wordt, wiens moeder Maria een zeer godzalige vrouw was, in wier huis de vergaderingen der apostelen en der andere gelovigen veeltijds gehouden werden, Act 12:12, die wel met Barnabas van Paulus is gescheiden, Act 15:38; maar evenwel in den dienst des Evangelies volstandig gebleven, en weder tot Paulus is gekeerd, gelijk hier blijkt en 2Ti 4:11, hoewel hij daarna zich bij Petrus heeft begeven, 1Pe 5:13, in wiens gezelschap hij zijn Evangelie heeft geschreven, gelijk enige oude leraars getuigen.
,
 de neef van Bárnabas, Dat is, broeders of zusterszoon.
,
 ontvangt hem; Namelijk met alle eer en vriendelijkheid, hetwelk Paulus daarbij doet om hem zijn aanzien bij deze gemeente te vermeerderen.
11En Jezus, gezegd Justus, welke uit de besnijdenis zijn; deze alleen zijn mijn medearbeiders in het Koninkrijk Gods, die mij een vertroosting geweest zijn.
 Justus, Van dezen zie Act 18:7.
,
 welke uit de besnijdenis Dat is, uit de Joden.
,
 deze alleen zijn Namelijk uit de Joden; want uit de Grieken waren er veel meer, gelijk uit deze groetenis zelve blijkt; maar uit de Joden waren er velen, die Paulus wederstonden; Act 28:24, enz.
,
 in het Koninkrijk Dat is, in den dienst des Evangelies, waardoor het rijk Gods, zo der genade als der heerlijkheid van de profeten beloofd onder den Messias, wordt bevorderd. Zie Mat 4:23; Mar 4:11.
12U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen tijde strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al den wil van God.
 uit de uwen is, Gelijk hier voren vs.9.
,
 strijdende voor u Dat is, met groten ijver en gedurigheid aanhoudende.
,
 volmaakt en Dat is, volmaaktelijk onderwezen, en wordt dit gesteld tegen degenen, die nog kinderen of nieuwelingen waren in de leer, gelijk 1Co 2:6, en 1Co 14:20; Phi 3:12.
,
 volkomen Grieks vervuld.
13Want ik geef hem getuigenis, dat hij groten ijver heeft over u en degenen, die in Laodicea zijn, en degenen, die in Hierapolis zijn.
 Laodicéa Deze twee vermaarde steden waren niet ver van hen gelegen, gelijk aangetekend is Col 1:2.
14U groet Lukas, de medicijnmeester, de geliefde, en Demas.
 Lukas, Deze is de evangelist Lukas, die zijn Evangelie door den Heiligen Geest heeft beschreven, en een gedurig metgezel van Paulus in zijne reizen ook tot Rome toe in zijne gevangenschap is geweest. Zie Act 27:1, en Act 28:14.
,
 de medicijnmeester, Namelijk van stijl of beroep, gelijk Mattheüs een tollenaar genaamd wordt, ook na zijne bekering en beroeping tot het apostelschap; Mat 10:3.
,
 Démas Deze is wel een medearbeider van Paulus in zijne gevangenschap voor een tijd geweest, Phm 1:24, maar heeft hem daarna schandelijk verlaten; 2Ti 4:10.
15Groet de broeders, die in Laodicea zijn, en Nymfas, en de Gemeente, die in zijn huis is.
 die in zijn huis is Dit kan verstaan worden, òf van de gemeente, die in het huis van dezen man hare vergadering hield, òf ook van zijn huisgezin, dat als een kleine gemeente in zijn huis was, en in zeer Christelijke orde van hen werd gehouden, gelijk van het huis van Aquila en Priscilla gezegd wordt; Rom 16:5, en 1Co 16:19.
16En wanneer deze zendbrief van u zal gelezen zijn, maakt, dat hij ook in de gemeente der Laodicensen gelezen worde, en dat ook gij dien leest, die uit Laodicea geschreven is.
 in de gemeente Dat wil hij niet alleen, omdat dit een vermaarde gemeente in dat landschap was, maar ook omdat sommigen dezelfde dwalingen aldaar zochten in te voeren, waarvoor Paulus in de twee eerste hfdst., 1 en 2,van dezen zendbrief de Colossensen heeft gewaarschuwd.
,
 uit Laodicéa geschreven is. De apostel spreekt hier niet van een brief, dien hij aan de Laodicensen zou geschreven hebben, gelijk sommigen gemeend hebben, en een brief hebben verzonnen, die in sommige Latijnse en ook Nederlanse Testamenten wordt gevonden, doch altijd voor apocrief gehouden; maar van een brief, die uit Laodicea geschreven is, waardoor sommigen verstaan den eersten zendbrief van Paulus aan Timotheüs, omdat in het onderschrift staat dat dezelve van Laodicea geschreven zou zijn, doch bij merkelijken misslag dergenen, die deze onderschriften bij de brieven van Paulus hebben gesteld, alzo het blijkt Col 2:1, dat de gemeente van Colosse en Laodicea het aangezicht van Paulus nimmer gezien hadden; maar het is waarschijnlijkst dat Paulus spreekt van een brief, dien hij uit Laodicea had ontvangen, òf van de gemeente zelve, òf van enige apostolische mannen aldaar, in welken brief van deze dwalingen, of van de bewerkers derzelve, nadere verklaring werd gedaan, die den Colossensen ook tot nadere waarschuwing en onderrichting mocht dienen, wanneer dezelve met dezen brief van Paulus zou worden vergeleken.
17En zegt aan Archippus: Zie op de bediening, die gij aangenomen hebt in den Heere, dat gij die vervult.
 Archippus Deze schijnt de mededienaar van Epafras in deze gemeente geweest te zijn, die na het vertrek van Epafras, in zijn ijver en dienst was verslapt, waarom hem de apostel deze vermaning wil hebben gedaan.
,
 in de Heere, Dat is, door den Heere, of van Zijnentwege; want het is ook de Heere zelf, die arbeiders in Zijnen oogst uitzendt, al is het dat zij merendeels door de gemeenten beroepen worden. Zie Mat 9:38; Act 20:28.
,
 vervult Dat is, ten volle of behoorlijk bediend, niet tevreden zijnde met den titel alleen, maar het werk van dien getrouwelijk uitvoerende. Zie dergelijke 2Ti 4:5.
18De groetenis met mijn hand, van Paulus. Gedenkt mijner banden. De genade zij met u. Amen. Geschreven vanuit Rome aan de Kolossenzen door bemiddeling van Tychicus en Onesimus.
 met mijn hand, Hierdoor verstaat hij de woorden van den volgenden groet van genade, dien hij met zijn eigen hand onder al zijne brieven placht te schrijven, hoewel hij de hand van anderen in het uitschrijven der brieven dikmaals gebruikte, gelijk hij zelf betuigt 2Th 3:17. Zie verder de aantekeningen 1Co 16:21.
,
 De genade zij met u Dat is, de bijzondere gunst Gods in Christus jegens ons, met al de weldaden, die daaruit vloeien.
,
 Amen Zie van dit woord de aantekeningen Mat 6:13, en Mat 28:20.
Copyright information for DutSVVA